(10)

Item sal het onderste barchout dicke wesen vyer duymen een halve, breet XI duymen, het tweede naer advenant,

(11)

Item noch een Ront barchout boven de poorten dycke vyer duymen, breet VII duymen,

(12)

Item noch een Lyff hout onder Inde valch dycke vyff duymen, breet XII duymen,

(13)

Item sal het Schip hebben een Saet hout soo lanck als het wercken can, dycke VI duymen, breet XVI duymen, gesloten over ander wranghen met een vier kanten bout deur de Kiele,

(14 - Seite 3)

De wegers sullen dycke wesen twee duymen een halve met een een kym weeger over de pooten dycke vyer duymen, breet XII duymen,

(15)

Den bandt weeger dycke drye duymen een halve breet XVI duymen, ende dye geleyt op de hoochte van XI voeten wt waterens de andere wegers tot boven dycke twee duymen,

(16)

Item op dese voornoemde bandweeger salmen leggen XV gebinden, waer af sal wesen de twee mast binden, dycke XIII duymen vierkant met het slach bindt, ende het bindt voor de mast van gelicke dycke ende de ander binden naer advenant,

(17)

Alle dese voornoemde binden gewrocht met twee goede winckelknyen lanchs Scheeps, ende de twee mast binden met elck twee vallende knyen,

(18)

Item op de selve binden salmen legghen twee gancboorden dycke vyer duymen, breet XX duymen daer aen te strycken twee goede eycken plancken dycke twee duymen, omme daer aen te wercken den overloop van goede pruyse delen ofte plancken naer den besteders belyefte,

(19)

Item den overloop wel geschaerstoct ende geribbet met goede hooften van Luycken,

(20)

Item aen weder Syde salmen setten op de voorst gancboorden van achter tot vooren eenen weeger dyck twee duymen een halve ende daer boven,