Zeeuws Archief Middelburg, Rekenkamer C, 508 - 6473 Bestecke eines Oorlogschips aus dem Jahre 1613.04.03 L= 112, W= 30, R 12 1/2 Fuß. Originalseite - 1 - Besteck ende voorwaerde omme een oorloch Schip naer te maeken tot Dienst vande Lande te weten elff duymen voor de voet, (1) In den Eersten vyfentachtentich voeten kiels sonder de hielinge van twee stuckx viercant achthien duymen achter byde hielinge diepe veerthien duymen het Lasse lanck te wercken naer behooren Ende wel dichte aende anderen te vougen, den voorsteven jnsgelicx van twee stucx lanck vierendertich voeten en een halff Breet sevenentwintich duymen en van binnen dicte vyftien duymen bochts ses voeten den binnencant vande sponde verscheyden te wercken vanden binnencant vanden steven ses duymen omme jegens het nagelen dies te meer houts van binnen te hebben met bequame Lassen aenden anderen te voughen vallens eenentwintich voet ende een halff Beset met een vroom slimphout over het Lasse welck slimphout twee voeten hooge te wercken boven den oppercant van het focke spor naer advenant eenen zeer vromen achtersteven ende den selve Lanck den achtercant gemeten Originalseite - 2 - Eenentwintich voeten, Bochts anderhalven voet geschort jnt loot sonder de Kiele Ende het wryngen negen voeten en een halff, vallens vyff voeten en een halff ofte meer ist noodich Beset met een zeer vroom slimp hout over de kiele, sal soe over stevens lanck commen te wesen hondert ende twelff voeten (2) Ten tweeden de heckebalcke Lanck zeventhien voeten Ende diepe op en neder seventhien duym, dicte vyffthien duymen, de eerste Balcke daer naevolgens te leggen tweentwintich duymen leger viercant verthien duymen, daer tusschen jnne sullen staen de twee schiltpoorten, de resterende schiltbalcken en schilt houten vroom naer advenant naer wat Bochts jnnewaert staende, Een derde pert vande diepte vanden Spygel gewrongen omme dies te Bedrener(?) schip te hebben, (3) Ten derden het wytste vande Schepe dertich voeten, ende de selve wyt te wercken op twelff voeten te een halff holte vande kiele opwaret op twee voeten holte Jnsgelicx vande kiele oppewart tweentwintich voet vlact Originalseite - 3 - De wranghen diepe aenden oppercant vande sant strocke ellf duymen, Ende Jnde dobbele pooten diepe neghen duymen blyvens houts, vrome crop ende pyck wranghen met lange opper eynden het schip voorth beneden wel gebidt omme dies te Beter de wint te houden, den meester timmerman sal Jnt stellen vande pyckwrangen voor dacht wesen, te weten op twellf voeten holte vande kiele, te weten daer den overloop sal leggen, Ende daer negenthien voeten verscheyden vande binnencant vande Steven te wercken, de voorcant van een pyckwrange omme aenden voorcant vandien den achtercant vande pompe te staen, omme dese saelen zekerlick wel te doen achte datmen tot desen eynde een cant spiecke(r)n jn plaetse vande pompe soude moeghen op rechten, (4) Ten vierden alle het resterende Inhout mitsgaders de stunders vande vertuyninghe den Cajuyten vroom naer advenant, verschietende alle het Jnhout van boven tot beneden viere ende vyff voeten ofte meer ist noodich Ende wel dichte aenden anderen te vougen omme de cluysgaeten door te maeken, Originalseite - 4 - Te wercken Jnhouten Breet sessentwintich duymen welcke cluysgaten jnt ronde elff palmen te wesen, Ende den ondercant vandien verscheyden te wercken vandien overloop drie voeten twee duymen Ende den voorcant vandien Insgelicx vandien achtercant vanden steven verscheyden te wercken negenthien duymen waer over den meester timmerman jnt stellen van dese Jnhouten grooteclicx sal begonnen te letten Ende alle het vaste werck tot twintich voeten holte dat sal comme te west(?) ontrent anderhalve voet boven de Coebrugge, ontrent de holte vande overloop ende Coebrugge ront van bougge omme dies beter op de zee te rusten ende te meer ruympte voor het voorste geschut te hebben, den stuners vande vertuyninge ende Cajuyten niet zeer Jnne te wercken omme dies te meer ruympte te hebben, welcke stuners van achter en voor Casteel boven de Coebrugge hooge te wercken ses voeten, welcke Leyncte van t'voorcasteel boven lanck te wesen vyftien voeten, de Casteelen sullen boven open wesen Ende tusschen den Jnt leechste vanden Schepen vier voeten ende twee duymen diepe te boeyen, op dar het geschut daer wt jnde poorten mach Liggen,
Literatur Literatur